Groen, bodem en water
Uiteindelijk krijgt de omgeving van de zuidelijke ringweg meer groen dan nu. Bij de aanleg van de zuidelijke ringweg gaat in eerste instantie groen verloren. Dat komt doordat de weg nu op een grondlichaam ligt, met op de taluds (hellingen) bomen en beplanting. Voor de uitvoering moeten die worden gekapt. Voor alle bomen die verdwijnen, komt er een nieuwe terug. Na de ombouw heeft de zuidelijke ringweg een meer groene uitstraling dan nu, met een begroeide middenberm en waar mogelijk groene zijbermen met bomen. Tegen de geluidsschermen komen aan beide zijden klimplanten. Een fors deel van de weg wordt verdiept aangelegd. Op de drie deksels die hier bovenop komen, komt meer groen terug dan er daarvoor verdwijnt. Ook ontstaan er meer aaneengesloten groengebieden, zoals het Zuiderplantsoen. Zoogdieren en amfibieën krijgen daardoor een betere leefomgeving.
In totaal moeten er circa 600 solitaire bomen gekapt worden. Verder moeten er bomen worden gekapt die zich in een houtopstand bevinden. Ongeveer 150 bomen kunnen verplant worden.
De zuidelijke ringweg gaat straks gekenmerkt worden door verhoogde zijbermen met zuilvormige bomen. Alleen al langs de ringweg komen circa 1.000 nieuwe bomen. Verder krijgt de Brailleweg langs het Noord-Willemskanaal een dubbele bomenlaan, hier komen circa 200 platanen. In het Zuiderplantsoen boven de verdiepte ligging, komen ongeveer 240 nieuwe bomen, van verschillende soorten. In totaal gaan we ruim 2.000 nieuwe bomen planten.
De bomendeskundige heeft beoordeeld welke bomen verplant kunnen worden. Dit zijn vooral lindes rondom het voormalige parkeerterrein aan de Vondellaan en de Lübeckweg. Het behouden of verplaatsen van alle oude (‘monumentale’) bomen is financieel en vanuit het oogpunt van het ontwerp niet haalbaar.
Het is de bedoeling dat het project en de werkzaamheden geen invloed hebben op het grondwater. Uit het Milieueffectrapport (pdf, 7.9 MB) (hoofdstuk 10) blijkt dat de aanleg van het verdiepte deel van de zuidelijke ringweg ongewenste effecten op het grondwater kan hebben. Dat geldt zowel voor de bouwperiode (die tijdelijk is) als voor de nieuwe situatie (die permanent is). De aannemer moet daarom op basis van de onderzoeksresultaten een plan maken om het grondwater te beheersen. In het contract worden hiervoor specifieke eisen opgenomen. Tijdens de uitvoering wordt de grondwaterstand doorlopend in de gaten gehouden. Mochten er toch veranderingen optreden, dan moet de opdrachtnemer hierop direct actie ondernemen.